Is diervriendelijkheid een christelijke opdracht?
Bijdrage van Ds. N.P. Jans voor Kerk & Dier
Als het in de bijbel over tedere gevoelens en verlangens gaat of over liefdevolle verhoudingen, gebruiken bijbelschrijvers vaak een beeld waarin dieren meespelen.
Enkele voorbeelden in vogelvlucht:
- De arend die zijn jongen leert vliegen en ze dan opvangt als ze dreigen te vallen;
- De hen die haar kuikens onder haar vleugels beschermt;
- De mus die niet van een dakrand valt, zonder de Vader;
- Het rund dat zijn eigenaar kent brengt tedere gevoelens mee;
- De duif die het nieuwe leven bij Noach in de ark brengt;
- De ezel die het lastdier van de vrede is;
- De wolf en het schaap die eens samen zullen huizen, evenals de panter en het bokje.
Deze beelden uit de dierenwereld worden gebruikt om te kunnen zeggen hoe de verhouding tussen mensen onderling zou kunnen zijn en hoe de verhouding tussen God en mensen is, en tussen mensen en God. Als een arend jegens zijn jongen; als een hen jegens haar kuikens, als een rund die zijn eigenaar kent. Er komt nog een fraai, overbekend, maar daarom niet minder veelzeggend beeld bij: De kudde en de herder: de herder en de kudde. In die saamhorigheid.
Ook dat beeld wordt ingezet om tedere gevoelens te verduidelijken, om de band tussen God en mens te kenschetsen. Zoals een goede herder met zijn kudde optrekt, zo trekt God met mensen op. Zonder ons verder te verdiepen in deze symboliek en achtergronden, moet gezegd worden, dat diervriendelijkheid kennelijk een puur bijbelse deugd is.
Wil het beeld van een hechte band tussen herder en zijn kudde kloppen, zelfs in zoverre dat de herder zijn schapen bij name kent, dan moet er sprake zijn van bijbelse waardering van tederheid en goede zorg jegens dieren. Anders klopt het beeld niet. Er zijn kennelijk goede en slechte herders. De goeden worden hier in het volle licht geplaatst. Het voorbeeld wijst naar de juiste omgangswijze: teder, behoedzaam, beschermend, eerbiedigend.
De dieren worden als symbolen gebruikt en zeggen iets over mensen, maar het feit dat ze zo ingezet worden, geeft ons ook de opdracht hen te eerbiedigen. Als we het beeld waarderen en de dieren niet eerbiedigen, zijn we gespleten bezig. Genieten we van het beeld van de goede herder met zijn schapen, dan zullen we ook consequent moeten zijn door die diervriendelijkheid zelf aan de dag te leggen. Dan zullen we ons ook letterlijk dienen in te zetten voor de schapen, niet alleen in figuurlijke zin: Eerbied voor al wat leeft. Maar al te vaak wordt heel de bijbel gelezen als enkel een mensenboek, een boek van en over en voor mensen, terwijl de schepping er breed in wordt uitgeschreven en dierenrechten niet achterblijven. Het is opvallend dat de collectes die wij houden voor 95% gericht zijn op mensen – in nood. Dat is allemaal nodig, en er is nog te weinig; maar we moeten niet denken dat er alleen maar mensen in nood zijn. Natuurlijk zijn er andere stichtingen die dieren beschermen, maar de kerk moet toch ook laten zien dat de hele schepping Gods zorg is en dus onze zorg? Diervriendelijkheid is een bijbelse deugd en een evangelische opdracht: een en al eerbied voor al wat leeft. Onder Christus’ hoede. Amen.